Techniekkaarten
Kerndoel 54: Groep 5/6
Theorie groep 5/6
Wat doen de kinderen?
Wat doet de leraar?
Aan de slag!
1. De leerkracht laat de Techniekkaart zien met de foto’s: Waar gaan de kinderen mee experimenteren?
2. Geef de kinderen het materiaal en vraag enkele kinderen te vertellen en eventueel voor te doen wat je hiermee zou kunnen doen.
2. Bespreek zo nodig waar de kinderen op moeten letten tijdens het werken. Denk hierbij aan aspecten als veiligheid en oppassen voor bevuiling van kleding e.d.
3. Na het bekijken van de foto’s in stappen krijgen de kinderen vooral de ruimte om te experimenteren met het materiaal en zo allerlei ontdekkingen te doen.
4. De leerkracht stimuleert kinderen tijdens het aanleren van de techniek, om naar elkaar te kijken en ontdekkingen uit te wisselen.
* Bij het experimenteren ligt het accent niet op het product, maar op het proces.
VOORBEELDEN= Instructie over materiaal-technische zaken kun je het best illustreren door concrete voorbeelden. Hoe boetseer je een dier uit een stuk? Op welke manier kun je de ledematen uit de klei knijpen? Hoe gaat het inknippen en inschuiven van vormen van karton precies in zijn werk? Vaak komen materiaal-technische handelingen het best over als je ze eerst even voordoet.
- De kinderen oriënteren zich op de beeldende mogelijkheden van een onderwerp, bijvoorbeeld de functie en de vorm van potten (zie doorkijkje 'Potten voor je eten').
- Ze bekijken en bespreken beeldmateriaal over het gekozen onderwerp.
- Ze bedenken wat ze willen laten zien in hun werkstuk.
- Ze maken schetsjes en ontwerpjes voor bijvoorbeeld potten waarin iets bewaard kan worden.
- Ze bespreken hun ideeën met elkaar en met de leraar.
- De kinderen verkennen en onderzoeken de mogelijkheden van beeldaspecten (ruimte, kleur, vorm, textuur en compositie) in de context van het onderwerp, bijvoorbeeld:
- ze onderzoeken de mogelijkheden om een holle gesloten vorm van klei te maken als basis voor een pot;
- ze letten bij het boetseren van een dier op de verhoudingen van de lichaamsvormen;
- ze versieren hun pot met textuur en motieven.
- De kinderen onderzoeken de beeldende mogelijkheden van materialen, bijvoorbeeld een pot van ringen van klei maken.
- Ze werken volgens een bepaalde procedure of volgorde, bijvoorbeeld:
- ze maken schetsjes met conté en houtskool;
- ze knippen hun schetsje uit en plakken het op een ondergrond;
- ze boetseren holle basisvorm;
- ze maken van deze vorm een karakteristieke pot;
- ze brengen versiering aan op hun pot.
Wat doet de leraar?
- De leraar bekijkt onderwerpen uit 'Oriëntatie op jezelf en de wereld' op de beeldende mogelijkheden en bedenkt daar passende beeldende opdrachten bij.
- Zij zoekt en vervaardigt beeldmateriaal om de kinderen te oriënteren op het onderwerp.
- Zij bespreekt met de kinderen de beeldende mogelijkheden van het onderwerp en reikt hen keuzemogelijkheden aan.
- Zij zorgt voor een betekenisvolle context waarin beeldaspecten in samenhang met materialen onderzocht kunnen worden.
- De leraar maakt gebruik van aanschouwelijk materiaal:
- zij laat zien wat er gebeurt als je figuren op de voorgrond groot maakt en op de achtergrond klein;
- zij laat aan de hand van concrete voorbeelden de verhouding van lichaamsvormen van volwassen, kinderen en baby's zien;
- zij geeft instructie over volgorde van werken en laat dit zien aan de hand van concrete voorbeelden.
- De leraar nodigt kinderen uit om verschillende mogelijkheden te onderzoeken.
- Zij begeleidt en stimuleert kinderen bij het uitwerken van hun ideeën.
- Zij helpt kinderen als ze vastlopen en laat zien hoe je iets handig aan kunt pakken.
Aan de slag!
1. De leerkracht laat de Techniekkaart zien met de foto’s: Waar gaan de kinderen mee experimenteren?
2. Geef de kinderen het materiaal en vraag enkele kinderen te vertellen en eventueel voor te doen wat je hiermee zou kunnen doen.
2. Bespreek zo nodig waar de kinderen op moeten letten tijdens het werken. Denk hierbij aan aspecten als veiligheid en oppassen voor bevuiling van kleding e.d.
3. Na het bekijken van de foto’s in stappen krijgen de kinderen vooral de ruimte om te experimenteren met het materiaal en zo allerlei ontdekkingen te doen.
4. De leerkracht stimuleert kinderen tijdens het aanleren van de techniek, om naar elkaar te kijken en ontdekkingen uit te wisselen.
* Bij het experimenteren ligt het accent niet op het product, maar op het proces.
VOORBEELDEN= Instructie over materiaal-technische zaken kun je het best illustreren door concrete voorbeelden. Hoe boetseer je een dier uit een stuk? Op welke manier kun je de ledematen uit de klei knijpen? Hoe gaat het inknippen en inschuiven van vormen van karton precies in zijn werk? Vaak komen materiaal-technische handelingen het best over als je ze eerst even voordoet.